Sinds Bob Dylan de Nobelprijs voor de literatuur heeft gekregen mogen we voortaan in ieder geval één honkballiedje literair noemen. Hiss Bobness schreef immers ‘Catfish Hunter’, een song over een beroemde pitcher die in 1975 de overstap maakte van de Athletics naar de Yankees.
Catfish Hunter heette eigenlijk gewoon Jim Hunter. Athletics-eigenaar Charlie Finley vond in 1965 dat de 19-jarige rookie een stoere bijnaam nodig had en kwam met Catfish. Finley verzon er ook gelijk een verhaal bij. Kleine Jimmy zou ooit zijn weggelopen en toen het jochie weer thuiskwam had hij twee gevangen meervallen in zijn handen. Sindsdien noemde iedereen hem Catfish. Onzin natuurlijk en daarom haatte zijn moeder die bijnaam. Alsof haar zoon ooit had willen weglopen.
Geïnspireerd door de transfer van Hunter naar de Yankees besloot Dylan een eerbetoon aan Catfish te schrijven. De pitcher was in feite de allereerste free-agent die na afloop van zijn contract zelf een miljoenendeal kon afsluiten met een nieuw team. Catfish koos niet voor het meeste geld, maar tekende bij de Yankees omdat de club dicht bij huis was. Hij kreeg meer dan drie miljoen dollar. Dat dan weer wel.
Protestzanger Dylan maakte een tekst zonder diepere laag. Gewoon een liedje over een geweldige honkballer. Hoewel je sommige zinnen best als een protest tegen uitbuiting zou kunnen lezen. ‘Used to work on Mr. Finley’s farm. But the old man wouldn’t pay. So he packed his glove and took his arm. And one day he just ran away. Catfish, million-dollar-man, Nobody can throw the ball like Catfish can.’
Dylan heeft nog meer met honkbal. Hij heeft zich altijd verbonden gevoeld met Roger Maris die net als Bob opgroeide in het kleine plaatsje Hibbing, Minnesota. Yankee Maris brak in 1961 het record van Babe Ruth met de meeste homeruns in een seizoen (61) en de toen nog vrij onbekende 20-jarige Dylan was trots dat iemand afkomstig uit zijn dorp alle nationale kranten haalde.
In 2006 besteedde Dylan in zijn radioshow Theme Time een keer een heel uur aan honkbal. Vrolijk zong hij bij het begin van de uitzending a-capella de klassieker ‘Take me out to the Ballgame’, draaide honkballiedjes en vulde de tijd verder met zijn kijk op het spel.
Hij maakte grapjes over ‘the diamond’, zoals ze een honkbalveld vanwege de vorm soms noemen. “Als diamanten de beste vrienden zijn van vrouwen, waarom zitten ze dan altijd zo te zeuren als hun mannen naar het honkbal gaan? Zeg het maar.”
Tijdens het uur werd hij soms filosofisch. “Het probleem met honkbalteams is dat al die spelers verkocht worden. Voor je het weet zitten een paar van die gasten die je goed vindt niet meer bij je favoriete team. Je kunt dan moeilijk ineens net als die spelers van club wisselen. Het is eigenlijk alsof je voor een uniform bent.”
Zijn eigen song sloeg Dylan toch even over. Waarschijnlijk geen zin om iets te zeggen over zijn poëzie. Hoeft ook eigenlijk niet, want de tekst van Catfish heeft helemaal geen uitleg nodig. ‘Lazy stadium night. Catfish on the mound. “Strike three”, the umpire said. Batter have to go back and sit down.’
Gepubliceerd in Fastball Magazine
Tekst © honkbalopzolder
Foto: Paul Townsend
(Bob Dylan in 1966)