De Mendoza-line

image

“De Mendoza-line is als een vuilnisbelt vol kernafval”, schreef eens een journalist in de St. Louis Today. “Niemand wil er in de buurt komen.” Hier kan Mario Mendoza het mee doen. Naar hem is die lijn vernoemd. Het is een magische grens van een slaggemiddelde van .200. Zit je er onder dan loop je het risico het team te worden uitgegooid. Zit je net boven de 0.200 dan loop je precies hetzelfde gevaar, alleen doe je dan ongeveer het minimale aan slag.

Mendoza was een kortestop die in de jaren zeventig en tachtig speelde voor de Pirates, Mariners en Rangers. De Mexicaan was uitstekend met zijn handschoen. Defensief behoorde hij tot de elite-spelers, zei oud-infielder en Hall of Famer Bill Mazerowski. En als zo’n grootheid dat zegt is het “alsof je de lof van Caesar krijgt”, vond journalist Hy Zimmerman.

Maar ja, aan slag. Met zijn knuppel kon Mendoza niet zo veel. In negen seizoenen sloeg hij vijf keer onder de .200 en hij heeft een gemiddelde van .215 over zijn gehele carrière. Ieder seizoen schommelde hij rond de .200.

Tot zover niks aan de hand. Heel veel infielders uit die tijd sloegen matig. Dat Mendoza als enige wereldberoemd werd is eigenlijk de schuld van George Brett. “Het eerste waar ik in de zondagkrant naar kijk bij de honkbalstatistieken is wie staat er onder de Mendoza-line”, vertelde de oud-derde honkman van de Royals in 1980. Journalisten vonden het vrijwel direct een leuke manier om te beschrijven hoe iemand het aan slag deed en namen de term over.

Maar Brett was niet eens een teamgenoot van Mario, dus hij kon het nooit verzonnen hebben. Mendoza zei dat Tom Paciorek en Bruce Bochte bij de Mariners het hadden bedacht. Geboren als een onschuldig geintje in de kleedkamer tussen vrienden. “Tom en Bruce gebruikten het om mij in de maling te nemen”, vertelde Mendoza. Maar Paciorek zegt iets anders. “Het was niet mijn idee. Bruce kwam er mee. Het was toen grappig. Nu nog. Ik krijg de credits, maar ik wil ze niet.” Of dit klopt is lastig te zeggen, want Bochte leeft teruggetrokken en wil liever niks meer met honkbal te maken hebben.

“Bruce en Tom begonnen Brett te pesten omdat hij een zwakke start had dat jaar”, wist Mario. “Dus zeiden ze lachend tegen hem: ‘Hé man, als je niet uitkijkt duik je onder de Mendoza-line.” Het grappige is dat toen de term geïntroduceerd werd in de media Mendoza rond de .290 sloeg en het seizoen afsloot met zijn beste gemiddelde ooit: .245.

Het begrip begon een eigen leven te leiden en werd gebruikt om iedere ondermaatse prestatie in het leven te beschrijven. In de dramaserie Beverly Hills 90210 waarschuwt Brendon Walsh zijn vriend Steve beter zijn best te doen op school. “Je mag niet onder de Mendoza-line zakken!” Steve: “Huh, Mendoza, in welk boek staat dat? Moeten we dat leren?”

Er is zelfs een rockband die zich de Mendoza-line heeft genoemd. En geheel in stijl is het een groep die nauwelijks succes heeft.

Mendoza had voorgangers. Eind jaren zestig had je de bij de Giants de Lanier-Mason-line. Dat betekende dat je ergens tussen Don Mason (.205) en Hal Lanier (.228) sloeg. Ongeveer in diezelfde periode was er de ‘Ray Oyler Divide.’ De kortestop van de Tigers haalde niet eens .200. En er zijn meer spelers met beroerde cijfers. Catcher Bill Bergen (1901-1911) scoorde een miezerige .170 uit 2500 slagbeurten. Utility John Vukovich .161 (1970-1981) produceerde gemiddeld negen honkslagen per seizoen.

Ook grote slagkanonnen bleven wel eens onder de .200, zoals Andruw Jones, Mark McGwire en Reggie Jackson. Zelfs Brett kwam in zijn rookie-jaar 1973 niet verder dan .125

Even leek talkshow-presentator David Letterman midden jaren tachtig een nieuw slachtoffer te hebben gevonden. Buddy Biancalana van de Royals sloeg bijna nooit raak zodat Letterman een speciaal item verzon. Iedere avond hield de talkshow-host met een countdown bij hoeveel hits Biancala nog nodig om recordhouder Peter Rose te passeren. “Nog 4200 hits en dan is hij Rose voorbij!”

Na een paar weken was de grap gemaakt, verdween Biancalana naar de achtergrond en bleef de Mendoza-line. “Het zat mij wel dwars in het begin, om eerlijk te zijn. Mensen maakten mij soms belachelijk. Ik werd wel eens kwaad, maar nu kan het mij niks meer schelen”, zei Mario in 2010. “Misschien moeten we een keer iets anders bedenken. Dertig jaar is lang genoeg.”

Die opmerking van Mendoza is inmiddels al weer vijf jaar geleden. Maar nog steeds noemen ze sporters een Mendoza als ze slecht presteren en blijft iedere honkballer doodsbang voor de Mendoza-line. Jammer voor Mario, maar dat zal altijd wel zo blijven.

Gepubliceerd in Fastball Magazine April 2015 (nr. 13)
Tekst © honkbalopzolder
Foto: Baseball Card Mario Mendoza