Vaak als het over Fidel Castro en zijn liefde voor honkbal gaat komt de mythe wel weer een keer voorbij. Dan is er meestal een commentator die vertelt dat de ex-president van communistisch Cuba bijna een profhonkballer was geweest in Amerika. Dat Castro eind jaren veertig bij try-outs voor de Washington Senators en de New York Yankees worstelde met zijn controle. Dat hij de scouts aan twijfelen bracht en hij toch maar geen contract kreeg.
Als Castro zijn pitches maar iets zuiverder waren had de wereld er heel anders uitgezien, zeggen de verslaggevers dan. Hij was gaan honkballen, was geen leider van de revolutie geweest en had in 1959 ook niet de Cubaanse dictator Batista verjaagd. Geen Marxistisch regime en de Cuba-crisis had nooit plaatsgevonden.
Dat klinkt allemaal te mooi en te romantisch om waar te zijn en dat is het ook. Van dit verhaal is helemaal niets waar.
Oud-speler Don Hoak heeft voor een groot deel meegeholpen de mythe te creëren. In 1964 haalde de oud-honkballer herinneringen op aan zijn tijd in Cuba. Net als veel andere Amerikaanse profs speelde hij op het eiland. Hoak vertelde over een wedstrijd in de winter van 1950-51 die hij honkbalde tegen de club Marianao met de legendarische outfielder Pedro Formental. Totdat anti-Batista demonstranten het veld opstormden met toeters, vuurwerk en een hoop geschreeuw. Een jonge rechtenstudent genaamd Castro liep naar de heuvel, zei tegen Hoak dat hij klaar moest gaan staan en gooide een paar snoeiharde fastballs naar de Amerikaan.
Plotseling had de scheidsrechter er genoeg van en gaf de militaire politie de opdracht de studenten het stadion uit te sturen. Volgens Hoak verliet Castro het veld als een verongelijkt jochie dat net door de leraar in de hoek was gezet.
In de jaren negentig pas schoten honkbalhistorici gaten in het verhaal van Hoak. De namen waren verkeerd gespeld, Formental speelde toen helemaal niet voor Marianao, was bovendien pro-Batista en niet zoals Hoak beweerde een vriend van Castro.
Maar belangrijker nog: Batista was niet eens het staatshoofd. Hij regeerde wel via stromannen, maar pleegde pas in 1952 een staatsgreep en greep definitief de macht. Nog erger was dat Hoak die periode niet op Cuba was. Hij speelde daar in de winter van 1953-1954 en toen zat Castro in de gevangenis vanwege zijn rol in een opstand in 1953.
De verhalen over try-outs in de jaren veertig zijn inmiddels ook getorpedeerd door historici. Amerikaanse scouts kamden in die tijd heel Cuba af naar goedkoop talent en schreven alles op. Geen enkel scouting-rapport over Castro is ooit gevonden. Fidel hield als klein jongetje wel van honkbal, speelde het ook, maar als zoon van een rijke landeigenaar richtte hij zich nadrukkelijk op zijn rechtenstudie en de politiek. Tijdens die studie was hij vooral goed in basketbal en tafeltennis.
Ook is zijn naam in geen enkele statistiek van het honkbalteam van de Havana Universiteit terug te vinden. En met tientallen kranten werd alles goed bijgehouden in die tijd. Eén keer komt de naam Castro voor in een boxscore uit 1946 bij een wedstrijd tussen verschillende faculteiten. ‘F. Castro’ had die dag een paar innings gegooid en de wedstrijd verloren.
Gek genoeg zijn er wel een berg foto’s van Fidel als pitcher. Na zijn machtsovername in 1959 speelde hij samen met zijn revolutiekameraden in een gelegenheidsteam Los Barbudos (de mannen met baarden). Met dat team trok hij het eiland over en speelde demonstratiewedstrijden tegen militaire teams.
Op 24 juli 1959 stond Castro op de heuvel in het El Cerro stadion, de thuisbasis van het triple-a team Havana Sugar Kings. Geholpen door de umpire gooide Castro twee strike-outs en de fans braken de tent af.
Fidel de honkballer heeft nooit bestaan. De mythe is lang overeind gebleven omdat het een mooi verhaal is vol ironie. Het is een grappige gedachte dat Fidel op een haar na een Washington Senator of een New York Yankee in het kapitalistische Amerika zou zijn geweest. En het was leuk om te denken dat zijn anti-Amerikaanse houding mede voortkwam uit zijn frustratie te zijn afgewezen door diezelfde Amerikanen.
En ook al is de mythe onderuit geschoffeld, hij blijft hardnekkig terugkomen. Zelfs op hoog politiek niveau. Nicholas Burns, de woordvoerder van Witte Huis werd in 1997 om een reactie gevraagd nadat Castro een oefenwedstrijd van het nationale team in Amerika had afgezegd. “Hij is zeker bang dat zijn spelers overlopen”, zei Burns. “Hij was zelf ooit pitcher, maar zijn fastball is al lang niet best meer.” De zaal lachte. “Maar hij heeft nog steeds een paar goede curveballetjes die hij zo af en toe naar ons gooit.”
Gepubliceerd in Fastball Magazine Oktober 2014 (nr. 8)
Tekst © honkbalopzolder
Foto: STML
(Bronnen: o.a. baseballhistoricus Pete Bjarkman)