Echt heel moeilijk is zijn naam nou ook weer niet vindt Marc Rzepczynski zelf. De uitspraak is volgens de reliever betrekkelijk simpel: Zep-Chin-Ski. Toch breken medespelers iedere keer hun tong erover als ze het proberen. Bij zijn nieuwe club de Indians zijn ze allemaal aan het oefenen. Maar bij zijn oude team de Cardinals waar hij tot eind juli speelde en totaal twee seizoenen rondliep weten sommigen het nog steeds niet.
Voormalig coach bij de Cardinals Tony La Russa had geen idee. Hij noemde hem een tijd lang Repzinski. In interviews langer dan tien minuten zei hij de naam rustig vier keer fout. Van Rezinski, Repzinski tot Zepinski of Zechinski.
“Of ik zijn naam wil spellen? No way”, zei collega-pitcher bij de Cardinals Octavio Dotel. “Het heeft mij al twee maanden gekost het goed uit te spreken.” Cardinal Joe Kelly: “Euhm R-Z-E-P… euh C-Y-N-S-K-I”. Fout. Daniel Descalso wilde ook wel een poging wagen. “R-Z-E-P-C-Y-N-S-K-I. En was ik in de buurt? Wat? Is het fout? Mag ik het dan nog een keer proberen? Euhm R-Z-E-P… C-N… euh… wacht effe… C-Y… euh. Nu ben ik in de war. Ik geef het op. ”
Al bij Rzepczynski zijn eerste club de Blue Jays ging het hopeloos mis met de uitspraak zodat ze daar een oplossing bedachten. Teamgenoten gaven hem de bijnaam ‘Scrabble’. Net als veel andere spelers met Oost Europese achternamen in de Major League bijnamen kregen. Carl Yastrzemski werd ‘Yaz’, Mark Grudzielanek heel makkelijk ‘Grudzie’ en Doug Mientkiewicz noemden ze ‘Eye Chart’. Dat is zo’n poster met letters om te testen hoe scherp je ogen zijn.
Rzepczynski blijft voorlopig wel even de moeilijkste naam in de Major League. Zeker nu de Hawaiiaan Kila Ka’aihue (spreek uit ‘Key-Luh Kuh-Eye-Hoo-A’) al een tijdje in Japan honkbalt. Zijn broertje Kala (Kuh-Luh) speelt zichzelf omhoog via de Minor League, maar staat nog niet op het punt van doorbreken.
Een moeilijke naam is nog altijd beter dan een ‘kansloze’ naam zoals Bob Blewett (Pitcher 1902, New York Giants), Tony Suck (Utility 1883-1884, Buffalo Bisons) of Everitt Booe (Outfield, 1913, Pirates). Gek genoeg hebben ze alle drie een waardeloze honkbalcarrière gehad. Vreemde namen wil je liever ook niet zoals die van draft-picks Sicnarf Loopstok en Amalani Fukofuka.
Het kan wat betreft namen ook een stuk beter dan Rzepczynski. Scott Diamond, Homer Baily, Josh Outman, Grant Balfour en Prince Fielder zijn toepasselijke honkbalnamen. Van Lingle Mungo (Pitcher 1931-1945, New York Giants) en Matt Tuiasosopo (Too-Ee-Ah-Suh-Soh-Poo) klinken zelfs poëtisch.
Rzepczynski zijn nieuwe coach Terry Francona heeft al toegegeven dat hij de naam niet kan spellen. “Scrabble is goed genoeg wat mij betreft, haha.” Rzepczynski: “Ach, wat kan mij het schelen. Niemand zegt het goed.” Toch heeft hij nog wel een tip. “Laat de R aan het begin vallen, dan kom je al een heel eind. En noem mij anders maar gewoon Zep.”